top of page

GASTON DURNEZ – 2017 - Uit: Doorbraak, 30 januari 2017.

 

'Onder elke voet brandt er vuur'
Renaat Ramon en de poëzie van woorden en tekens

 

Mocht Renaat Ramon naar een eenzaam eiland worden verbannen, dan zou hij graag "zijn laatste vrienden" meenemen. Dat zijn: De Bo, Van Dale, Duden en Littré. Vier woordenboeken! Ramon zou ook wel blij zijn met de weelde van een atlas, maar een woordenboek "leeft zoals geen ander drukwerk leeft, want woorden wijken wel, maar sterven niet".
Dat zegt hij in het gedicht waarmee hij zijn jongste bundel opent. Zijn reisgezellen trekken ook mij aan. Maar het verwondert mij wel, dat hij andere vrienden op het vasteland zou kunnen achterlaten. Als ik de naam van Ramon hoor noemen, denk ik ook en niet minder aan de grote en kleine beelden die hij sinds jaren maakt, aan de monumentale "tekens"(zelfs op een route), aan de verschillende vormen van "visuele poëzie" die hij beoefent. Kunstliefhebbers discussiëren wel eens over de vraag, of Ramon op de eerste plaats een woordkunstenaar is, ofwel een beeldhouwer en een graficus. Om van de "performer" en de meubelontwerper dan nog te zwijgen. Ik zie hem dan ook eerder in ballingschap vertrekken met een stevige wagen waarin, naast De Bo en compagnie, een stapel schrijfboeken, een tekenbord, wat ruwe stenen en een assortiment hamers en beitels liggen. Hoe zou hij zonder die vrienden overleven ?
...Maar wie zou hem willen of durven verbannen uit zijn dierbaar Brugge ? !

 

* * *
De tachtigjarige Renaat Ramon is sinds vele jaren een bedrijvige veelzijdige kunstenaar die poëzie en artistieke intuïtie paart aan ambachtelijke kennis, aan liefde voor wiskunde en filosofie. Ja, hij gelooft met Wittgenstein, dat uiteindelijk mathematics is poëtry. Wittgenstein is een van de geesten die hij graag citeert. Zoals hij in zijn modern werk graag antieke motto’s opneemt.
Heel zijn lange kunstenaarsloopbaan heeft hij afwisselend klassieke verzen geschreven, of de woorden vervangen door cirkels, vierkanten en andere vormen die hij in steen beitelde of in metaal "uitzaagde". Tussen het creëren van een beeldentaal door, tekende hij met stevige klare lijnen zijn "visuele poëzie", voerde grafische spelletjes uit die soms familie zijn van cartoons.
Wie kennis wil maken met zijn wereld van maat, rede en evenwicht kreeg daar de jongste jaren mooi de gelegenheid voor. Ramon was goed aanwezig op tentoonstellingen en in de artistieke boekhandel. ( Niet in de media, maar die hebben hun eigen uithangbordenpoëzie). Een goed overzicht van zijn werk kreeg men in de bloemlezing Klemteken, uit 2012, nog verkrijgbaar in het Poëziecentrum, Gent). Zij werd samengesteld en ingeleid door Jooris van Hulle. Naar aanleiding daarvan kreeg Ramon ruim aandacht in Poëziekrant, (jg. 36, nr. 3), het unieke maandblad dat het hardnekkig volhoudt in de stormvloed die onze artistieke tijdschriften heeft geteisterd.
Als je rondloopt in het boekenrijk, kijk dan ook eens uit of je bij de antiquairs nog een exemplaar vindt van een juweel: Ongehoorde gedichten, (1997) waarin Ramon een honderdtal getekende poëmen bijeen zette, waaronder zijn befaamde sonnet met vierkantjes, rechthoekjes en cirkels, dat wij ook wel eens tegenkwamen…ingesneden in de rugleuning van een stoel. Het is een collectie geestige en zinrijke prenten. Waarbij hij nogmaals Wittgenstein citeert: Wat niet getoond kan worden, kan niet gezegd worden..
Ondertussen werkte Renaat Ramon jarenlang aan een geschiedenis van het genre. Het was een zware opdracht die hij zichzelf gaf. Ze leidde tot een uniek naslagwerk en leesboek van bijna 350 pagina’s. Onder de titel Vorm & Visie behandelt hij alle variaties van visuele en concrete poëzie die er in ons taalgebied zijn beoefend. Dat zijn er nogal wat ! Hij begint zijn overzicht met historische motieven in de "figuratieve" poëzie, spreekt over de Nederlandse kunstenaars van De Stijl en komt via Paul van Ostaijen tenslotte terecht in de tweede helft van de twintigste eeuw waarin een ware rondedans van letters en tekens begint. Bij ons is Paul de Vree met het tijdschrift De Tafelronde (1953-1981) de revolutionaire pionier geweest. Er volgen hem heel wat titels van tijdschriften en namen. Ramon heeft het eerder over hun inhoud en betekenis, dan over de geschiedenis van hun ontstaan, groei en verdwijnen. Zulk werk moest natuurlijk uitvoerig geïllustreerd worden. Alleen al de talrijke kleur- en andere prenten en foto’s maken van het boek een feest voor de liefhebbers.
Sommige would-be poëzie bestaat nu nog enkel dank zij een foto van haar flitsende verschijning. Sommige verzen zijn totaal vervluchtigd, zoals een werkstuk uit de roemruchte jaren van het Kabouterprotest tegen onze maatschappij, toen de Nederlandse "totaaldichter" Robert Joseph zeven letters in een hoed stopte ten einde ze daarna blindelings te kunnen oppikken, een handeling die hij herhaalde tot het genoeg was. Gegoochelde poëzie, als het ware. Nonsenshumor speelde mee, in die jaren.
Vorm & Visie, een boek als een gedenkteken, verscheen bij het Poëziecentrum in 2014 en kende een tweede druk. Het leverde Ramon een verdiende serieuze onderscheiding op, de driejaarlijkse Dirk Martensprijs 2016.

 

* * *
Sindsdien heeft de tachtigjarige niet stil gezeten. In de zomer van 2016 verscheen zijn zevende dichtbundel, Draagvlak en vizier. Daarin keert hij even terug naar de leespoëzie en groet hij o.m. vrienden uit zijn artistieke generatie die verdwenen zijn (Marc Braet, Jan van der Hoeven, Marcel van Maele) : "Hebben we niet al te vaak / naar versierde stemmen geluisterd ?" vraagt hij . Nu wil hij voor hen zijn "sobere verzen lezen – onder elke voet brandt er vuur"...
Recent is ook zijn essay, in het jaarboek 2016 van de Vereniging van West-Vlaamse Schrijvers, over de altijd nog onderschatte en toch zo sterke en originele Omer Karel de Laey. Ramon houdt van de geestige en kleurrijke dichters. Geen wonder: De Laey is de auteur van beschrijvende, uitbeeldende poëzie, waarin "de verbeelding het gevoel verzwelgt" . Hij kan gezien worden als een voorloper van Richard Minne, maar heeft ook zijn stempel gedrukt op de jonge Felix Timmermans. Ramon benadrukt in zijn essay vooral de strenge criticus De Laey die, in 't begin van de twintigste eeuw al, vond dat er in Vlaanderen lang genoeg met "een romantische wieg geschommeld" was. Het kind dat er in lag, zag bleek en moest dringend leren lopen.
...Nee, Renaat Ramon moet niet naar een eenzaam eiland !

bottom of page